Drumming

Gepubliceerd op 21.10.2020, 11:20

Het werk dat aan Drumming is besteed sinds de creatie; de talloze theaters waarin Drumming werd opgevoerd en de vele toeschouwers die de voorstelling hebben gezien; de dansers die het stuk met de nodige precisie, energie en virtuositeit hebben uitgevoerd; De reputatie van Drumming als meesterwerk en het belang ervan in het oeuvre van Anne Teresa De Keersmaeker en Rosas — dit alles maakt het niet eenvoudig om Drumming in slechts een paar pagina’s te vatten. Misschien gaat het eerder om het schetsen van wat Drumming net zo bijzonder maakt, en enkele van de belangrijkste elementen aan te wijzen die hierbij een rol spelen.

Drumming ging in première op 7 augustus 1998 in Wenen in het kader van ImPulsTanz. De voorstelling met twaalf dansers werd in recordtempo gecreëerd, en bouwde verder op materiaal uit de vorige Rosas-creatie, Just Before (1997). De kostuums werden ontworpen door Dries Van Noten, het licht en de scenografie door Jan Versweyveld. De muziek was ‘Drumming’ (1971) van Steve Reich.

In het repertoire van De Keersmaeker, dat zich in een westerse postmoderne erfenis inschrijft en een uitgesproken formalistische stempel heeft, bekleedt Drumming een bijzondere positie. De voorstelling kan als de synthese van haar choreografische principes en esthetiek worden beschouwd. Drumming is een van de meest uitgewerkte studies van vormelijke choreografische principes ooit, een meesterlijke symbiose tussen geometrie en dans.

Al sinds het begin van haar carrière draait het werk van De Keersmaeker rond geometrie in verhouding tot het dansende lichaam. Vorm staat centraal in choreografie, en choreografie wordt opgevat als de organisatie van beweging in tijd en ruimte. Die focus op vorm leidt vervolgens naar de wereld van de geometrie.

Dit stuk tot op het bot ontleden betekent danscompositie op z’n fijnst en rijkst bestuderen. We kunnen proberen om net genoeg van deze rijkdom aan te raken zodat de kijker er zelf mee aan de slag kan, voor, tijdens, of na de voorstelling. Hiervoor gaan we in op enkele kernelementen van het stuk, aan de hand van de choreografische structuur.

Deel 1a) Expositie van de basisfrase

In Drumming ligt de focus bijna uitsluitend op beweging, op haar vorm en mogelijkheden. Volgens De Keersmaeker gaat het over ‘the flow of movement,’ De choreografie vertrekt uit één lange basisfrase die door De Keersmaeker is gecreëerd en vervolgens door de dansers als een gemeenschappelijk dansvocabularium wordt gebruikt.

Geometrische grondpatronen zijn een kenmerk van De Keersmaekers werk geworden. Bijna alsof er niet met een plattegrond wordt gedanst, maar op de plattegrond zelf. In Drumming is de Fibonacci-reeks op de vloer aangeduid met exponentieel steeds groter wordende vierkanten die uitmonden in een spiraal. De tweedimensionale vierkanten onder de voeten van de dansers worden driedimensionaal wanneer ze tot leven worden gewekt met bewegingen die de randen markeren, de muren doorbreken, de hoeken markeren, over de grenzen springen en tot ver boven de hoogte van de kubus reiken. Scherpe, hoekige precisie wordt tegenover golvende, ronde bewegingen geplaatst waardoor niet alleen de gebogen lijnen die in een vierkant kunnen bestaan zichtbaar worden gemaakt, maar ook de overstijgende Fibonacci-spiraal.

Alle twaalf dansers hebben hun eigen ‘huis’, hun centrale vierkant van de Fibonacci-reeks. Met de spiraal die in elk ‘huis’ ontstaat heeft elke danser een individueel traject. De ruimte is bijgevolg niet slechts één driedimensionaal grondpatroon, maar twaalf dezelfde grondpatronen bovenop elkaar. Wanneer de basisfrase in de ruimte wordt geïntroduceerd, zullen de dansers hun ‘huis’ verlaten volgens hun spiraalvormige traject. Dit met een groeiende energie die onderweg wordt uitgewisseld met de andere dansers. Al snel wordt de dansvloer een complexe snelweg met langzame en snelle rijstroken, kruispunten, rotondes en bruggen. Een druk verkeer van mensen die hun weg zoeken. Hoewel een schijnbaar oneindige hoeveelheid lijnen elkaar kruisen, scheidingen markeren, afbuigen en omkeren, verdwalen de dansers nooit. Ze weten altijd hoe ze naar ‘huis’, naar hun ankerpunt moeten terugkeren, ongeacht wie ze ontmoeten of welke nieuwe energieën ze tegenkomen.

Maar vooraleer er ook maar iets kan gebeuren, moet er accumulatie zijn. Zoals het opwinden van een veer die daarna wordt losgelaten, opent een solodanseres de avond door de basisfrase in retrograde te dansen. Ze danst de frase achterwaarts, naar de kern van de spiraal toe, en verzamelt zo de nodige energie om Drumming op gang te trekken.

Deel 1b) Patterns

Na de expositie van de basisfrase beginnen de dansers het materiaal te ontrafelen. Zoals het uit elkaar halen van een machine om ze daarna weer in elkaar zetten, gaan de dansers aan de slag met choreografische mechanismen zoals ‘phase shifting’, ‘canon’, ‘looping’ en ‘manipulatie’ – om er maar een paar te noemen – en terug naar de ‘retrograde’, het principe dat in het begin van de voorstelling wordt toegepast.

Vergelijk het met een schilder die met licht, schaduw en verschillende penseelstreken leert werken, of een mecanicien die vaardigheden ontwikkelt die zware inspanningen vereisen, maar ook aandacht voor de kleinste details.

Drumming was het moment waarop de choreografische principes die De Keersmaeker tot dan had ontwikkeld, samenkwamen en op punt werden gesteld, en er een nieuwe fase in haar carrière werd ingeluid. Beschouw deze voorstelling gerust als een schildersatelier of de werkplaats van een mecanicien, als een plaats waar een ambacht intens wordt beoefend. Of voel je vrij om je te laten meeslepen door het geheel, als je dat verkiest. Onthoud alleen dat niets willekeurig is. Een uitgesproken gevoel van zorg voor een métier, voor wat het betekent om deel uit te maken van een groep dansende lichamen die tijd en ruimte delen, en voor nauwgezette choreografie, is even aanwezig als de percussie zelf.

Deel 1c) Phase shifting

Phase shifting is een specifieke methode om dansmateriaal te ontwikkelen. Bij phase shifting voert de danser een specifieke bewegingscombinatie voorwaarts en achterwaarts in een loop uit, zoals een haperende VHS-band. In woorden zou het er als volgt uitzien:

Voorwaarts en achterwaarts. Herhaal. laahreH .straawrethca ne straawrooV Voorwaarts en achterwaarts. Herhaal. laahreH .straawrethca ne straawrooV Voorwaarts en achterwaarts. Herhaal. laahreH .straawrethca ne straawrooV

Het hernemen van een voorstelling met een nieuwe groep dansers is een vorm van phase shifting. Dansrepertoire is afhankelijk van een live-uitvoering, en vereist respect voor wat ervoor kwam. Een nieuwe cast kan de oorspronkelijke bezetting en de mate waarin hun persoonlijkheid de bewegingen heeft beïnvloed niet negeren. Maar tegelijkertijd kunnen de nieuwe, jonge dansers niet zomaar nabootsen wat er al is gedaan. Ze moeten Drumming opnieuw belichamen, en hun eigen stem aan de choreografie verlenen.

Dit nieuwe hoofdstuk in het parcours van Drumming voegt een extra perspectief aan de voorstelling toe. Nu de opstelling is gewijzigd, kan het publiek de choreografie vanuit andere perspectieven ervaren. De spiraal, die een wezenlijk deel uitmaakt van de schriftuur van dit stuk, wordt gezien zoals deze werkelijk is: zonder voorzijde, uit alle hoeken zichtbaar.

Deel 2) Nagoya Marimbas I en II

De muziek van Steve Reich maakt sinds het prille begin met Fase (1982) deel uit van De Keersmaekers choreografisch oeuvre. In het geval van Drumming omvat de muziek de hele choreografie. De Keersmaeker was op zoek naar een lang stuk hedendaagse muziek voor een avondvullende choreografie. Ze kende de muziek al langer, maar voelde zich naar eigen zeggen pas in 1998 klaar om er de confrontatie mee aan te gaan.

In Drumming gebruikt Reich gelijkaardige structurele tools om een minimalistisch, energiek vocabulaire te ontwikkelen dat zichzelf steeds verder stuwt, tot wanneer alle mogelijkheden van de slagwerkinstrumenten zijn verkend. Het stuk, geïnspireerd op West-Afrikaanse percussie en gamelanmuziek, vult de zaal met zo’n vitaliteit dat de muziek zich vanaf de eerste maat aan de lichamen van de dansers opdringt en hen doorheen de avond drijft. De choreografie loopt parallel aan de muziek – beiden tasten de uiterste grenzen van een vocabularium af – maar is er niet afhankelijk van. Als een contrapunt leidt de choreografie een eigen leven, zowel naast als door de ritmische structuur. De muziek en de choreografie zijn even sterk gelaagd. De dynamiek, het ritme en de herhaling zijn een uitnodiging tot dans.

En deze uitnodiging tot dans brengt mensen samen. Verschillende achtergronden, culturen en geluiden, bewegend op dezelfde beat.

Deel 3a) De gulden snede

De gulden snede is overal. Op de vloer, in de muziek, in het aantal dansers, in hun entree op de scène en in de structuur van de choreografie.

Deel 3b) De slow phrase

De twaalf dansers die zich door de ruimte haasten, zich verspreiden, stoppen, van richting veranderen, en voortdurend verdwijnen en verschijnen, lijken deel van een massa. Een menigte zonder grenzen waarin het publiek meegezogen wordt. Een menigte die nooit lijkt stil te staan of orde vindt, alsof de kleinste beweging de hele constellatie opnieuw kan doen verschuiven. Altijd onstabiel, altijd in beweging. En dan is er plots een slow phrase. Een adempauze. De tijd wordt opgehoffen en de lichamen staan stil. De nood om naar het lichaam terug te keren in tijden van onophoudelijke versnelling.

Tessa Hall